zaterdag 11 september 2021

Plaats van werkwoorden in zinnen met voegwoorden

De Nederlandse zinsvolgorde is heel verwarrend voor buitenlanders zoals ik. Het is alsof Yoda spreekt!

Ik probeer hier de positie van het werkwoord (verbum) zoveel mogelijk te toelichten. Ik ben eigenlijk dit april begonnen met mijn Nederlandse lessen, en ik ben nieuw in dit land! Daarom kan ik maar langzaam spreken en schrijven, en ik heb nog steeds problemen met de positie van mijn verba. Als buitenlanders zetten we het verbum vaak op de verkeerde plaats terwijl we spreken, vooral als we snel spreken. Voegwoorden (Conjuncties) zijn woorden die zinnen met elkaar verbinden. De eenvoudigste is 'en'. In het algemeen zijn er 3 situaties.

   1. Hoofdzin. In zinnen die hoofzin zijn, staat verbum altijd in positie 2. Het is het meest normale geval. Bijvoorbeeld: 'Ik drink en ik weet dingen.' En, of, maar, en want zijn voegwoorden in deze algemene regel. Ze verbinden twee hoofdzinnen. Dat betekent dat beide zinnen even belangrijk zijn als elkaar (geen bijzin).

   2. Bijzin. Een bijzin is een afhankelijke zin en kan niet zelfstandig staan. In deze situatie staat het verbum achteraan. Bijvoorbeeld: 'Ik drink water omdat ik dorst heb.' De eerste zin (Ik drink) is een hoofdzin. Het is belangrijker. De tweede zin (Omdat ik dorst heb) is een Bijzin. Twee zinnen (hoofdzin en bijzin) hebben niet evenveel gewicht. Bijzin geeft extra informatie en is niet zelfstandig. Er zijn veel van zulke voegwoorden, bijvoorbeeld, dat, omdat, dan, terwijl, zoals, en zo.

Om te onthouden dat het verbum in de bijzin naar het einde gaat, onthoud dit: Omdat katapult! Omdat/dat... katapulteren het verbum naar achteren.

Als er meer verba zijn, geen paniek! Ze gaan allemaal naar het einde van de zin. Bijvoorbeeld: 'Ik studeer omdat ik later een goede job zou willen hebben.' De extra verba van bijzin gaan allemaal naar het einde (zou willen hebben).

   3. Inversie. Dit gaat niet over voegwoorden. Het is een algemene regel. Als er extra informatie aan het begin van de zin staat, zal inversie gebeuren. Bijvoorbeeld: 'Morgen ga ik naar het park.' De zin begint met 'Morgen' niet met subject (ik). Daarom komt het verbum (ga) voor het suject (ik). Het ziet er ingewikkeld uit, maar het is heel simpel. Het is een andere iteratie van regel één; Verbum Positie 2! (V2)

Als exra verba worden toegevoegd na het eerste verbum (die in positie-2 is), gaan ze altijd naar het einde. Bijvoorbeeld: 'Morgen ga ik naar het park om te relaxen.' 

Ok nu probeer ik een heel ingewikkelde zin om te oefenen!

'Als ik een betere student was geweest, had mijn leraar niet zo hard hoeven proberen.' Het is een beetje ingewikkeld omdat het uit twee bijzinnen is samengesteld. Als (regel 2) Omdat katapult! (was geweest). 'Had' (Regel 3) inversie + (Regel 2) Bijzin (extra verba achteraan). 

Dat is alles! Ik hoop dat het helpt. Dank aan mijn leerkrachten, Philippe, Pieter en Evelyne voor het uitleggen van deze algemene regels.

2 opmerkingen:

  1. Dag Armin,
    Je hebt het allemaal goed onthouden en mooi samengebracht. En, het knapste, je gebruikt het in alles wat je schrijft.
    Veel plezier met leren,
    Philippe

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Heel interessant! Je hebt het volledig begrepen. Goed zo :-)

    BeantwoordenVerwijderen

Van Dale Pocketwoordenboek Nederlands NT2

 Ik heb onlangs dit professionele woordenboek voor anderstaligen van het Nederlands gekocht. Ik vind het heel degelijk, niet zo compact, dus...