Ik heb net De
taalcanon uitgelezen, en ik vond het een super interessant boek. Het is
goed opgezet en behandelt allerlei verschillende aspecten van taal, met
bijdragen van experts uit diverse vakgebieden.
Ik begon in
juli met lezen, maar heb steeds maar een hoofdstukje per keer gedaan, vaak zo’n
drie pagina’s. Het fijne is dat elk hoofdstuk op zichzelf staat, dus je kunt
het prima in stukjes lezen.
Wat ik echt
leuk vond, zijn de interessante weetjes die ik tijdens het lezen tegenkwam. Zo
leerde ik in hoofdstuk 2 over tweedetaalverwerving dat je een tweede
taal makkelijker leert als je eerst een goede basis in je moedertaal hebt:
"Taalkundig onderzoek wijst uit dat anderstaligen beter een tweede taal
leren als zij over een goede basis in hun moedertaal beschikken." Uit mijn
eigen ervaring denk ik dat dit klopt. Ik had niet zoveel vooruitgang kunnen
boeken in het Engels en, recentelijk, in het Nederlands als ik geen goede basis
had gehad in mijn moedertaal.
Een ander
voorbeeld dat me bijbleef, komt uit hoofdstuk 10 over gebarentalen. Daar las ik
dat dove mensen uit verschillende landen elkaar vaak sneller kunnen begrijpen
dan mensen die verschillende gesproken talen spreken: "Een dove Duitser en
een dove Chinees kunnen binnen een paar dagen of soms zelfs binnen enkele uren
hun taal zo aan elkaar aanpassen dat ze toch kunnen communiceren."
Het
hoofdstuk over taalverandering was ook leuk. Het is grappig om te zien hoe
woorden veranderen, zoals werkwoorden als "loech" (lachen),
"biek" (bakken) en "wies" (wassen). Die klinken nu heel
vreemd, maar waren vroeger gewoon de normale verleden tijdsvormen.
Nog een
interessant stukje kwam uit het hoofdstuk over sociaal taalgebruik. Daar stond
dat mensen die ijskast zeggen in plaats van koelkast
waarschijnlijk uit een familie komen die al een ijskast had voordat de
elektrische koelkast werd uitgevonden. Dat soort taalverschillen zeggen dus soms iets over je achtergrond
In
hoofdstuk 49 werd uitgelegd hoe taal je manier van denken kan beïnvloeden. Door
een nieuwe taal te leren, kun je de wereld op een andere manier gaan zien. Dit
heet taalkundige relativiteit en het is een mooi voorbeeld van hoe taal je
perspectief kan veranderen. Als je een nieuwe taal spreekt, zie je de wereld op
een andere manier en ga je zelfs anders denken en beslissen.
In het laatste hoofdstuk ging het over framing, oftewel hoe taal gebruikt kan worden om mensen te overtuigen of te beïnvloeden. Een voorbeeld van framing is het verschil tussen zeggen "ziekte" en "gezondheidsuitdaging"
Al met al vond ik De taalcanon een heel interessant en leerzaam boek. Het is ook bijzonder dat ik, toen ik het drie jaar geleden van mijn vrouw cadeau kreeg, nog veel moeite had met lezen in het Nederlands. Nu kan ik het boek bijna moeiteloos doorlezen, wat het extra leuk maakte!